Dokter Erik met pensioen

Dokter Erik Vanobbergen is sinds 1 juli met pensioen. Naar aanleiding daarvan interviewden we hem over zijn loopbaan bij Geneeskunde voor het Volk.
Na veertig jaar werken als arts bij Geneeskunde voor het volk nu op pensioen. Welk gevoel geeft dat?
Wel, ik had niet verwacht dat dat zo’n emotionele zaak zou worden. Ik ben blij dat ik op pensioen kan gaan op mijn vijfenzestigste, zoals ik altijd gepland had: na veertig jaar werken en met een opvolging die verzekerd is met de nieuwe ploeg jonge dokters, de verpleging, de onthaalploeg… En ik ben nog in goede gezondheid. Anderzijds is het als dokter niet evident om op 65 het schip te verlaten: ik kan mijn job nog, ik doe het nog graag en er zijn zoveel noden. En ik ga dat dagelijks contact met zoveel mensen missen, zeker weten. Maar uiteindelijk overweegt het gevoel: het is goed geweest, heel goed geweest…
Jij was een van de grondleggers van Geneeskunde voor het Volk. Wat was voor jou de aanleiding voor die keuze?
Ik was al een beetje “tweede generatie”. Geneeskunde voor het Volk bestond al vijf jaar toen ik afstudeerde in 1976. In mijn zevende jaar geneeskunde deed ik een maand stage in Hoboken. Ik vond – en vind nog steeds! – het project van Geneeskunde voor het Volk geniaal: zoeken naar de verbanden tussen ziekte en maatschappij en hoe je daar iets kunt aan veranderen. Als je dat niet doet, dweil je met open kraan. Je lapt de mensen gewoon op. Ik wilde geneeskunde, wetenschap, verbinden met sociaal engagement en maatschappelijke verandering.
Kinderen werden ziek in Hoboken. Met Geneeskunde voor het Volk ging Kris Merckx op zoek naar de oorzaak: het lood dat met tonnen op onze hoofden werd uitgestoten. En we gingen met de bevolking van Hoboken in het verweer en we wonnen. Het heeft vele jaren geduurd, maar Umicore, toen nog Metallurgie Hoboken Overpelt, “de zilver”, moest meer dan een miljard Belgische franken investeren in gezondere lucht en bodem.
Mensen werden ziek van de onzekerheid en ten slotte de werkloosheid door de sluiting van de scheepswerf Cockerill Yards en we gingen in het verweer samen met de vakbonden. Vakbondsdélégués (en patiënten) als Hugo De Bruyne en de lasserinnen (enkele zijn nog steeds patiënt van ons) waren onze bondgenoten! We schreven samen een brochure: “Doppen maakt ziek” en gaven gezondheidsargumenten waarom we voor het behoud van onze jobs moesten vechten. Vijfentwintig jaar later deden we hetzelfde met onze studie over de gevolgen van het optrekken van de pensioenleeftijd.
En dan kwam er in de jaren negentig die golf van racisme over ons, aangewakkerd door de opkomst van het Vlaams Blok met slogans als “500.000 werklozen waarom dan nog migranten?”. Het verdeelde de mensen: Belg tegen migrant, Vlaming tegen Waal, verdeel en heers, en de groten vulden verder hun zakken. Ik heb mij met hart en ziel verzet tegen dat gif dat in de hoofden van de mensen werd gepompt. Je ziet nu de gevolgen: de rijken rijker, de armen armer. 1% van de Belgen bezit de helft van de aandelen op de beurs!
Als dokter moet je ook de maatschappelijke oorzaken van ziekte aanpakken: stress, ongezonde en gevaarlijke werk- en woonomstandigheden, verkeerde voeding… Je moet zorgen dat de mensen hun verzorging kunnen betalen. Daarom was en is ‘gratis geneeskunde voor het volk’ nog steeds onze drijfveer.
Wat heeft jou al die jaren gemotiveerd om verder te blijven doen?
Huisarts is voor mij het mooiste beroep, soms zwaar, zowel fysiek als mentaal, – ik kan ook geen ander beroep! – maar je krijgt zoveel terug van de mensen. Met mijn pensionering in zicht, ervaar ik hoezeer de mensen mijn inzet appreciëren. Merci voor al de cadeautjes en kaartjes!
Mijn patiënten waren mijn eerste motivatie: hoe dikwijls heb ik niet gedacht en gezegd: “Wat doen ze de mensen allemaal aan? Wat kan een mens nog meer meemaken?” Zoveel onrecht… En de ongelijkheid neemt maar steeds toe, in eigen land, en nog meer internationaal. Na mijn studies ging ik enkele maanden in de fabriek werken, bij Kronos in de Gentse Kanaalzone, in “volcontinu”: vroege, late, nacht. Daar werd titaandioxide geproduceerd, een alles doordringend wit poeder dat dient als basis van verf (ter vervanging van het giftige looddioxide) en dat ook in plastiek en geneesmiddelen wordt verwerkt. Daar heb ik in de praktijk ervaren waar ik zoveel over gelezen had (de boeken van Marx, Mao, Lenin, Che Guevara…): een werkman is de moderne slaaf, de baas is de baas, ondanks alle sociale rechten die opgebouwd zijn door jarenlang strijd van de werkende mensen. Het was een enorme leerschool. Op momenten dat ik het als dokter soms moeilijk had, dacht ik terug aan mijn tijd op Kronos: man zeur niet, besef eens in wat een luxepositie je zit als dokter!
Want dat is het: een geprivilegieerde positie, al is het een zware job. Maar als huisarts zit je in de buik van de maatschappij! Elke dag, elk uur: je patiënten komen binnen met een verkoudheid, maar na vijf minuten gaat het over spanningen thuis, zorgen met de kinderen, problemen op het werk, hoe zwaar werkloosheid valt, vocht en schimmel in huis, verblijfspapieren die niet in orde geraken, discriminatie op school of op het werk… En in je dokterskabinet kun je vrij praten met de mensen! In de fabriek moest dat achter hoekjes en kantjes gebeuren.
Ik probeerde steeds in te gaan tegen het pessimisme: “er is toch niks aan te doen”, “’t is altijd zo geweest, ’t zal altijd zo blijven”. Dat is niet waar: we zitten niet meer in de middeleeuwen, we zitten niet meer in de tijd van Daens.
En een tweede zaak om het vol te houden, is de steun van mijn collega’s: als dokter bij Geneeskunde voor het Volk zit je niet op je eigen bezig, op een eiland. Je inzet kadert in het raderwerk van een organisatie. Samen hebben we de Orde van Geneesheren, die Geneeskunde voor het Volk wilde verbieden, klein gekregen. Samen hebben we “zonder geld naar de huisarts” op de agenda gezet. Samen hebben we de geijverd voor het “Kiwi-model” voor goedkopere medicamenten. Samen hebben we actie gevoerd voor het behoud van betaalbare openbare ziekenhuizen… En zoveel meer. Samen sta je sterk, alleen ben je niks.
Sommige patiënten hadden vragen bij de band die ik maakte tussen mijn geneeskundig werk en mijn politiek engagement: zoveel ziekmakende factoren in onze maatschappij los je niet op met een pilletje of een verwijzing naar de psycholoog. Daar heb je een maatschappijverandering voor nodig. Daar heb je een politieke organisatie voor nodig. Daarom heb ik mij geëngageerd voor de opbouw van een nieuwe, authentiek linkse politieke kracht in België: de PVDA die nu volop de wind in de zeilen heeft. Aan iedereen die mij vraagt “Kan ik je met iets plezier doen voor je pensioen?” zeg ik: “Sluit nu aan bij de PVDA. Mis de trein van de toekomst niet, neem nu een lidkaart”.
Want het is broodnodig dat we ons organiseren tegen de sociale afbraak die deze regering in een razende vaart doorvoert. Werken tot 67 jaar, werkweken tot 45 uur. Hallo? De maat is vol!
En ten slotte om vol te houden en om al die dingen te realiseren waren de mensen rondom mij beslissend. Mijn collega’s van Geneeskunde voor het Volk en de Partij van de Arbeid. Al die vrijwilligers die mee onze praktijk hebben gemaakt tot wat ze is: de onthaalvrijwilligers, de verbouwers van de Oudestraat en de Commandant Weynstraat, de “zolderploeg” (de naam dateert nog van de Oudestraat), de mensen die al die jaren om de drie maanden Contact Hoboken in de brievenbussen deden belanden, de vrijwilligers van dieet-, antistress-, anti-alcohol- en antirookgroepen enz., de ploeg van Café Santé die al jarenlang iedere laatste vrijdag van de maand tientallen mensen bijeenbrengt… Die steun en samenwerking heb je nodig in je dagelijks werk, die heb je nodig om de wereld te veranderen. Duizend keren merci aan al wie meegeholpen heeft en nog meehelpt om Geneeskunde voor het Volk dag na dag te realiseren!
Wordt jouw pensioen ook een afscheid van de praktijk?
Mijn loopbaan als huisarts stopt, niet mijn leven, niet mijn streven naar een betere maatschappij. Minister Maggie De Block wil langdurig zieken sneller aan het werk. Mensen durven niet meer ziek thuis blijven, dat ondervind ik elke dag. En ondertussen wordt het leven moeilijker en moeilijker: minder inkomen, meer stress… Geneeskunde voor het Volk is meer dan ooit nodig.
Waar ik kan, zal ik Geneeskunde voor het Volk blijven steunen. Ik blijf beschikbaar voor onze jonge dokters als er vragen zijn over patiënten.
En je gaat mij nog zien op Café Santé, iedere laatste vrijdag van de maand. En op ManiFiesta natuurlijk, het jaarlijkse grote feest van al onze GVHV-praktijken . En niet alleen op feesten. Ik hoop ook patiënten te ontmoeten op de activiteiten van de PVDA .
En ik start een wandelclub! Voor alle patiënten tegen wie ik gezegd heb: “ge moet meer bewegen”. Wel, iedere woensdag namiddag om 14 u. gaan we op stap. We starten ermee op 6 juli aan de praktijk, met een tochtje door de Hobokense Polder!
We hebben nu veel nieuwe gezichten in de praktijk. Welke tips heb je voor hen?
Eerst en vooral: er wordt veel over mijn pensioen gesproken, maar veel belangrijker – iedereen gaat wel eens op pensioen – is wel de nieuwe ploeg die het werk van de “eerste generatie” overneemt. Met mij vertrekt de laatste ancien. Het is echt een generatiewissel met Mie Branders er tussenin. Met Mie, Tim, Lise, Freja, Ilke, Filip, Barbara, Joanna hebben we een nieuwe ploeg die het werk overneemt en ons engagement voortzet. In september komen er ook twee nieuwe huisartsen in opleiding (HAIO’s). Het is de voorbije jaren soms niet gemakkelijk geweest. Ook niet voor onze patiënten. Merci, dat jullie ons steeds zijn blijven steunen en vertrouwen geven.
Welke tips ik voor onze nieuwe generatie heb? Ik heb hen geen lessen te spellen. Ze zijn stuk voor stuk “topdokters”, dat de tv-zender Vier over hen maar eens een programma maakt! Een ding wil ik hen wel zeggen: Besef goed wat een geluk je hebt: bij Geneeskunde voor het Volk zit je in de buik van de maatschappij, je hebt alle vrijheid om met je patiënten over alles te kunnen spreken wat hen beroert. Daarbij zijn twee vragen cruciaal: “Hoe gaat het thuis?” En: “Hoe gaat het op het werk?” Ik heb de studenten en huisartsen die ik opgeleid heb steeds herhaald: met die twee vragen gaat een wereld open waarmee je aan het werk kunt om mensen nieuwe inzichten, nieuwe ervaringen te laten opdoen. Met praten kom je al ver.
Je inzet naar je medemens was ruimer dan arts zijn alleen. Op welke terreinen was en ben je nog zoal actief?
Daar heb ik al (misschien te veel) over gesproken. Over één zaak heb ik het nog niet gehad.
Mijn “dada”, mijn “tweede job” is steeds de huisvesting van de mensen geweest: een degelijk en betaalbaar dak boven je hoofd is net zo belangrijk voor een goede gezondheid, als goede en gezonde voeding, veilige en gezonde werkomstandigheden dat zijn. Ik was 25 jaar lang sociale huurder en dus goed vertrouwd met de zorgen van sociale huurders. Dankzij het systeem van sociale huisvesting blijft wonen betaalbaar voor een belangrijke groep mensen. 60% van de huidige sociale huurders zou in armoede terechtkomen als zij op de private huur- of koopmarkt terecht zouden komen! De huidige regering zet dat systeem onder druk. Minister Homans wil tijdelijke contracten invoeren en boetes opleggen aan huurders van wie het inkomen verbetert of die kamers “op overschot” hebben. Maar niet alleen sociale huurders kampen met hoge kosten en mankementen in hun woningen. Voor heel veel mensen wordt degelijk en betaalbaar wonen een hele uitdaging: zeer hoge prijzen op de private huurmarkt (voor soms lage kwaliteit), exploderende prijzen op de koopmarkt. In Antwerpen geeft 1 op 3 inwoners meer dan 30% van het gezinsinkomen uit aan wonen. Bij de huurders gaat het om meer dan 50% die meer dan 30% moet afdokken.
Die 30% van het inkomen wordt gezien als maximum woonkost om nog voldoende van het gezinsinkomen over te houden om deftig te leven.
Je bent niet alleen dokter en activist maar ook vader en grootvader. Kijk je ernaar uit om meer tijd door te brengen met je familie?
Ja: als ik het ergens moeilijk mee had, dan was het wel het gebrek aan tijd voor mijn partner en kinderen en nu ook mijn kleinkinderen. Het zijn er ondertussen zeven! Ik ben hen dankbaar voor het begrip dat ze opbrachten voor mijn engagement. Ik heb hen daar ook altijd proberen in betrekken. Proberen uitleggen dat ik het deed voor hún toekomst, hoe goed zij het wel hadden en hoeveel kinderen in de wereld in armoede en honger moesten opgroeien en dat we dat niet konden aanvaarden, dat we tegen al dat onrecht moesten vergaderen, betogen, teksten schrijven… Het is soms van het goede te veel geweest. Ik hoop dat nu de komende jaren te kunnen compenseren. Er komt veel plaats vrij in mijn agenda.